Ingebracht tijdens de jaarlijkse literaire avond ‘Spraakwater’ van het Stedelijk Gymnasium van ‘s-Hertogenbosch:

De witte boterham met hagelslag smaakt naar leer en naar plastic. De augustuszon verwarmt de nieuwe varkensleren boekentas die naast hem staat. De tas is nog vrijwel leeg. Een etui, een broodzakje met zijn lunch en een flesje met ranja. Later vandaag zullen de boeken van al die onbekende vakken de tas nog veel zwaarder maken. “Op de middelbare school heb je een goede boekentas nodig” zei zijn moeder, “ Al je nieuwe klasgenoten hebben er ook zo een”.
Hij kijkt rond. Op het hele schoolplein ziet hij niemand met dezelfde tas. Wel heel veel vrolijke en praktische rugzakken. De meeste kinderen zijn nieuw voor hem. Sommigen lijken elkaar al een stuk beter te kennen. Hij luistert mee met de gesprekken. Eentje is gisterenavond pas teruggekeerd van de vakantie in het buitenland. De hockeytrainingen beginnen vanavond weer. En een ander weet de nieuwste roddels over hun docenten te vertellen. Gehoord van haar oudere zussen.
Tijdens het eerste mentoruur vanochtend deden ze een voorstelrondje. Nu, na de pauze, staan er een aantal belangrijke zaken op het programma. Hij heeft zijn gloednieuwe agenda voor zich liggen. Samen gaan ze de telefoonboom invullen. Het is maar goed dat de mentor uitlegt wat dat is. Hij had er nog nooit van gehoord. “Wie woont er het verst van school?” vraagt de mentor. Eén meisje noemt de naam van een onbekend dorp. Ze was al om kwart over zeven op de fiets gestapt. Licht geroezemoes in de klas. “Kwart over zeven!”. Hij schrijft haar naam en telefoonnummer in het hokje helemaal bovenaan. Daarna volgen er twee leerlingen die in een dorp wat dichterbij wonen. Daarna vier anderen. Langzaam vult de telefoonboom zich.
Dan klinkt ineens zijn naam door de klas. “En wat is jouw telefoonnummer?”, vraagt de mentor. Nu pas wordt hem een immens probleem duidelijk. Hij aarzelt even. De mentor blijft hem vragend aankijken. “Wij hebben thuis geen telefoon”, zegt hij dan zacht. Het geroezemoes in de klas stopt direct. Hij voelt de ogen van zijn klasgenootjes in zijn rug prikken. Zijn mentor is zichtbaar van haar stuk gebracht. Ze kijkt hem kort verbaasd aan, denkt een paar seconden na, en zegt, net iets te hard: “Ingrid, als we afspreken dat jij dan bij hem langsfietst? Jij woont immers in de buurt”. Ingrid schrikt, haar wangen kleuren rood. Haar vriendinnen beginnen druk met elkaar te fluisteren, waarbij ze hem boze blikken toewerpen. De mentor zucht opgelucht en gaat dan verder met de laatste namen van de telefoonboom. Het t-shirt plakt tegen de buik van de jongen.
Als de zoemer kort en hard klinkt staat iedereen op. Dit is het moment waarop hij gewacht heeft. Hij zet zijn schroom opzij en stapt op Ingrid af. “Eh hoi… ik verwacht niet dat je écht naar me toe komt fietsen, hoor”. Ingrid staart naar haar kleurige sneakers. “Goed…ok” antwoordt ze. Ze draait snel om en loopt haar vriendinnen achterna. De jongen kijkt om zich heen. Hij is de laatste die nog in de gang staat. De band van zijn boekentas snijdt in zijn schouder.
En dan moeten alle boeken er nog in…